𝙹𝚊𝚔𝚊𝚛𝚝𝚊! 𝙾𝚙 𝚑𝚎𝚝 𝚙𝚊𝚍 𝚠𝚊𝚊𝚛 𝚊𝚕𝚕𝚎𝚜 𝚖𝚘𝚌𝚑𝚝 𝚣𝚒𝚓𝚗!
- Nick Lemmens

- 29 jan 2020
- 3 minuten om te lezen

Jakarta.
Naar ‘mijn’ medewerker en zijn gezin. Een hardwerkende, loyale en aimabele kerel. Een mooi en liefdevol gezin. Een bijzonder deel aan de andere kant van de wereld. Hou je daar maar eens staande in die internationale wereld met de meltkroes aan culturen, gebruiken en levenswijzen. Met natuurverschijnselen als aardbevingen, overstromingen en vulkaanuitbarstingen. Met je jonge gezin, je kids die opgroeien met en tussen andere gebruiken en gewoonten. Tijdsverschil, gemis van familie om je heen. Met je liefste vrouw je gezin runnen waar alles anders is dan dat ‘gewoon’ was. Een rijkdom aan ervaring maar een constante rollercoaster aan indrukken en verwachtingen. Hou je maar eens staande.
Ik mocht bij hun ‘zijn’, zijn wat het woord niet raakt, in hun midden, in hun gastvrijheid, hun gast in hun werkelijkheid.
Ja, ik ging voor werk, ja ik ging een functioneringsgesprek met hem voeren.
Op enig moment gingen we met een gids de jungle in. Hij en ik. Het was warm en het regende. De gids voor op en ik verstond niets van wat dat kleine mannetje ons vertelde met zijn gymschoentjes aan. Hij ging ons vooruit en wij volgde gewoon op een tiental meters. Smalle paadjes heuvel op en heuvel af, modder tot aan de kuiten en constant water drinkend. Twee mannen, achter elkaar, hijgend pratend over het uitzicht (als we even niet naar onze voeten keken waar we liepen). Soms even de rug strekkend, flesje water aan de lippen.
‘Het zou wat zijn als ik nu eens flink onderuit ga hier op dit paadje’, zei hij lachend tegen mij. Ik hijgde stoer terug dat ik hem dan wel uit de modder trek hoor. Een minuut later glibbert mijn voet onder me vandaan en klap ik pijnlijk met mijn heup op een rotsvlak. Hij lacht geschrokken, steekt zijn hand uit en trekt mij overeind. Samen glibberen we verder. Door rijstvelden, kleine kromme vrouwen met een bos ‘onkruid’ op hun schouders torsend. Dan gaat hij volledig onderuit, we lachen. ‘Ok nu staat het één-één’, zeg ik hem overeind trekkend en we gaan weer door. De natuur is overweldigend en we spreken over zijn gezin. Over mijn levenspaadje, over onze wensen en dromen en we komen aan bij een met zeil overdekt tafeltje, dat m’n collega had gereserveerd voor een lunch. Niemand om ons heen, stilte tussen de bergen. Alleen een oud vrouwtje dat aan een touwtje trekt waardoor ze vogels wegjaagd uit het rijstveld.
‘We zouden nog een functioneringsgesprek hebben toch?’, bemerkt hij op terwijl hij de rijst opschept. Ik kijk peinzend de natuur in. ‘Kerel, het voelt als dat we juist nu dat gesprek hebben gehad...’. Het gesprek was open en stond symbool voor onze wijze van samenwerken; het pad is onbekend, glibberig en onzeker. Mijn twijfels en onkunde, het niet allemaal hoeven te weten. Mijn kwetsbaarheid zichtbaar mogen worden door soms uit te glijden en door hem overeind getrokken mogen worden. Daarna het moment dat ik dit voor hem mocht doen. De modder, de regen, de natte broekspijpen. Alles mocht er zijn. Het hoefde niet mooier te zijn, we hoefde ons niet mooier voor te doen. Want het was en is goed zoals het is, en we bieden elkaar een hand van steun. Kracht, stilte, onzekerheid, vertrouwen. Wat een mooi pad! Ik vloog weer terug naar Nederland. In gedachten verzonken. Dankbaar. Hem achterlatend met zijn mooie gezin, maar met een koffer vol met dierbare levensherinneringen...aan hoe het kan zijn, hoe het mag zijn...als je hart open staat. 🙏





Opmerkingen